Saul Hansell van de New York Times schreef op 22 februari een stuk waarin hij reageerde op opmerkingen van de heren Matt Cutts (top search technicus) en Peter Fleischer (Google’s ‘global privacy counsel’). De vraag was of IP adressen zouden moeten vallen onder de kop ‘persoonsgegevens‘ in de zin van Amerikaanse privacy wetgeving. Saul’s conclusie was dat IP adressen weliswaar slechts in combinatie met andere informatie herleid kunnen worden naar individuele gebruikers: dit zou echter niét moeten betekenen dat de gegevens niet meer beschermd dienen te worden. Er zijn immers verschillende manieren om met behulp van IP adressen allerlei persoonsgegevens te achterhalen. Door hier niet nade op in te gaan droegen voornoemde Google werknemers volgens Saul niet bij aan het debat over de juiste mate van bescherming van persoonsgegevens.
Cutts en Fleischer hebben gereageerd op het stuk van Saul. Fleischer geeft toe dat overheidsfunctionarissen en advocaten door middel van twee dagvaardingen (een aan Google, een ander aan de ISP) achter privégegevens van gebruikers kunnen komen. Toch houdt hij het erop dat IP adressen niet te kwalificeren zijn als ‘persoonsgegevens’. Misschien is het dan maar tijd voor een nieuwe categorie persoonsgegevens – ‘partially personal information‘, aldus Saul.
In onder meer Nederland en Duitsland is al enige tijd de heersende opvatting dat een IP-adres een persoonsgegeven is.
Lees hier het hele artikel