Op 4 april 2007 deed het College van Beroep een belangrijke uitspraak over frequentieruimte en de Regeling vaststelling eenmalig bedrag landelijke commerciële radio-omroep 2003.
In dit hoger beroep van de minister van Economische Zaken tegen Rb. Rotterdam 27 september 2005, (BNR e.a. vs. minister van Economische Zaken) en Rb. Rotterdam 2 december 2005, (Sky Radio vs. de Minister van Economische Zaken) onderzoekt het CBB of de minister bij de frequentieverdeling middels vergelijkende toets in 2003 naast het financieel bod ook het eenmalig bedrag als financieel instrument kon inzetten (artikel 3.3a Tw). Het CBB overweegt dat beide instrumenten een wezenlijk andere functie dienen en de rechtbank onterecht heeft geoordeeld dat niet is gebleken dat de minister heeft afgewogen of de inzet van het eenmalig bedrag in het concrete geval redelijkerwijs noodzakelijk was ter waarborging van het optimaal gebruik van het radiospectrum. De minister heeft bovendien met behulp van de procedure in artikel 3.3. lid 1 Tw een schatting gemaakt van de economische waarden van de verschillende kavels die heeft geleid tot de vaststelling van de hoogte van het voor de te onderscheiden kavels te berekenen eenmalig bedrag. Daarmee heeft de minister niet gehandeld in strijd met artikel 3.3a lid 1 Tw, te weten dat alleen een eenmalig bedrag mag worden opgelegd als daarmee optimaal frequentiegebruik wordt gewaarborgd. Ook heeft de rechtbank onterecht overwogen dat de Regeling Vaststelling eenmalig bedrag landelijke commerciële radio-omroep 2003 (RegelingVEB) in strijd is met artikel 3.3 lid 9 Tw. Het standpunt van de minister om i.c. te oordelen dat geen plafond vastgesteld hoefde te worden is niet kennelijk onredelijk. Het CBB wijst de overige door de commerciële radio-omroepen aangevoerde gronden tot onverbindend verklaring van Regeling VEB af. Het CBB vernietigt de aangevallen uitspraken en verklaart de beroepen van de commerciële radio-omroepen ongegrond.
Lees hier de hele uitspraak.