020 530 0160

Wetsvoorstel digitaal procederen naar Tweede Kamer, Raad van State kritisch

Gepubliceerd op 23 oktober 2014 categorieën , ,

Minister Opstelten heeft het wetsvoorstel Digitaal Procederen recent bij de Tweede Kamer ingediend. NB: Digitaal procederen bij de civiele rechter en bestuursrechter wordt in de toekomst verplicht voor professionele partijen. Het persbericht vermeldt verder:

“Digitalisering van de rechtspraak, die vanaf 2015 stapsgewijs wordt doorgevoerd, heeft als voordeel dat rechters en griffiers minder tijd kwijt zijn aan bureaucratie. Papieren dossiers zijn niet meer nodig. Rechtzoekenden krijgen een digitaal dossier ‘Mijn Zaak’ waarmee ze elke stap in het proces kunnen volgen. Via datzelfde systeem wordt de rechtzoekende geïnformeerd over een rechterlijke uitspraak of beslissing.

Het civiele proces wordt eenvoudiger door de invoering van een basisprocedure die bestaat uit één schriftelijke ronde, één mondelinge behandeling bij de rechter en daarna een uitspraak. Alle civiele procedures beginnen met een digitale procesinleiding, waarmee vorderingen en verzoeken kunnen worden ingediend.

De kern is een mondelinge behandeling, al vrij snel na de start van de basisprocedure. Hierdoor heeft de rechter vroeg contact met partijen en kan hen dan om een toelichting vragen, getuigen of deskundigen horen en schikkingsmogelijkheden aftasten. Ook geeft hij partijen gelegenheid om de zaak toe te lichten.

Is de zaak ingewikkeld, dan kan de rechter de basisprocedure aanvullen met een extra schriftelijke of mondelinge ronde. Hierdoor heeft hij meer invloed op het verloop van de procedure, kan hij beter inspelen op de behoeften van rechtzoekenden en meer maatwerk leveren. De basisprocedure is bovendien sneller en goedkoper.”

Ook is daarmee het rapport van de Raad van State openbaar geworden. Die meldt in haar persbericht onder andere “de strekking van het wetsvoorstel” te onderschrijven, maar maakt wel opmerkingen over de digitalisering in combinatie met vereenvoudiging en uniformering, de financiële gevolgen, alsmede een aantal technische opmerkingen. De Raad van State is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is. De kritiek is als volgt samengevat in het persbericht:

Digitalisering in combinatie met vereenvoudiging en uniformering

Het wetsvoorstel heeft als doel het civiele procesrecht te vereenvoudigen en te uniformeren. Het lijkt niet noodzakelijk daarnaast digitaal procederen verplicht te stellen. Door beide, ongelijksoortige, onderwerpen te koppelen worden de doelen van het wetsvoorstel bovendien afhankelijk gesteld van het welslagen van de automatisering. Dat welslagen is volgens de Afdeling advisering nog allerminst zeker. Door het wetsvoorstel gefaseerd in te voeren kunnen mogelijke problemen of vertraging wel worden beperkt, maar het nadeel hiervan is dat het leidt tot een (langdurig) naast elkaar bestaan van oude en nieuwe procedures binnen een en hetzelfde gerecht, en tot (meer) onoverzichtelijke situaties voor landelijk opererende professionele partijen. Gelet hierop adviseert de Afdeling advisering de wijzigingen die voortvloeien uit de digitalisering en die wijzigingen in verband met de vereenvoudiging en uniformering van het procesrecht los te koppelen. Dat is alleen anders wanneer de vereenvoudiging en uniformering geheel of deels niet zonder digitalisering mogelijk zijn.

Financiële gevolgen

Volgens de toelichting heeft het wetsvoorstel geen financiële gevolgen voor de rijksbegroting. De Afdeling advisering wijst erop dat het wetsvoorstel als zodanig wellicht geen financiële gevolgen heeft voor het Rijk, maar dat dit niet geldt voor het programma KEI (Kwaliteit en Innovatie rechtspraak), dat de gerechten verplicht tot het doen van aanzienlijke investeringen ten behoeve van de digitale infrastructuur en de herziening van werkprocessen. Van de hoogte van deze kosten bestaat bij de gerechten nog geen beeld, evenmin is er zicht op wie die kosten moet dragen. Naar het oordeel van de Afdeling advisering is het onwenselijk het wetsvoorstel, dat digitaal procederen verplicht stelt, niet te voorzien van een adequate beschrijving van de financiële gevolgen ervan, en van de daarvoor noodzakelijke dekking. De Afdeling adviseert daarin te voorzien.

Vordering of verzoek

Het wetsvoorstel introduceert in het burgerlijk procesrecht voor verzoeken en vorderingen een procesinleiding en een basisprocedure. De Afdeling advisering wijst erop dat de keuze tussen de dagvaardings-/verzoekschriftprocedure in het verleden soms betrekkelijk willekeurig is gemaakt, waardoor het onderscheid tussen vorderingen en verzoeken is verwaterd. Zolang er procesrechtelijk relevante verschillen blijven bestaan tussen de verzoek- en vorderingsprocedure, is het gewenst duidelijkheid te verschaffen over de vraag welk soort procedure voor welk soort geschil het meest passend is. Vervolgens zouden de in het materiële recht gemaakte keuzes daarop moeten worden bezien. De Afdeling adviseert in de toelichting op het wetsvoorstel een overzicht te geven van de verschillende vorderings- en verzoekprocedures en de daarbij gemaakte keuzes zo nodig te herzien. Afhankelijk van de inspanningen die daarvoor nodig zijn, zou er bijvoorbeeld voor gekozen kunnen worden de aanpassingen van het materiële recht in de invoeringswet op te nemen

Zie de relevante links hier en hier.

Bron: rijksoverheid.nl en raadvanstate.nl
Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Menno Weij

publicaties

Gerelateerde artikelen