Vorige week diende het Hoger beroep in de zaak [X] tegen de Gemeente Amsterdam. In de zaak speelde de kwestie of de gemeente Amsterdam bij het parkeren van je auto het invoeren van een kenteken verplicht mag stellen. Volgens de Heffingsambtenaar is het niet invoeren van een kenteken in de gemeentelijke parkeerautomaten gelijk aan het “in de gracht werpen” van het parkeergeld. Ook als je met afschriften en betaalbewijzen kan aantonen dat je hebt betaald.
Om de struinende parkeerwachter te vervangen, werkt Gemeente Amsterdam met een systeem waarin een individu zijn nummerbord invoert in een parkeerautomaat. Vervolgens kunnen ambtenaren, gemakkelijk vanaf een scooter of vanuit een auto, alle nummerborden scannen en deze vergelijken met de nummerborden in het systeem. Is er geen overeenkomst: boete.
Zoals al eerder besproken is deze zaak privacyrechtelijk interessant. Een kentekenplaat is immers mogelijk herleidbaar tot een individu en kan dus onder omstandigheden een inbreuk vormen op de privacy van een persoon. Om deze reden werden er al door verschillende personen een onjuist of fictief kenteken ingevuld en vervolgens het betaalbewijs achter de voorruit gelegd. Zo ook door Privacy First frontman Bas Filipini. Ondanks het zichtbaar zijn van de het betaalbewijs, leverde dit hem een boete op.
In de rechtszaak die volgde na het bezwaar van Filipini oordeelde de Rechtbank dat het aantonen dat er betaald is voor het parkeren voldoende moet zijn en de gemeente geen kenteken verplicht mag stellen. Een overwinning voor de privacy, aldus Privacy First. Toch zat er een klein smetje op deze overwinning: de rechter repte geen woord over privacy.
Omdat de gemeente (wellicht niet geheel ontoevallig) geen hoger beroep instelde in de zaak tegen de voorzitter van Privacy First, maar wél tegen het vonnis in vergelijkbare gevallen, had de rechter wederom de kans om zich uit te spreken over het privacybelang in deze zaak. Wat echter volgde was opnieuw een uiteenzetting van het gemeentelijk belastingrecht: het feit dát er betaald is, genoeg moet zijn om niet beboet te worden. Doordat er “onmiskenbaar” is voldaan aan het parkeertarief, mag de gemeente niet verplicht stellen dat er ook een kenteken wordt geregistreerd. Ook het argument dat er sprake is van het ‘digitaal in de gracht gooien’ van het parkeergeld werd door het Hof hard afgewezen: een dergelijke overweging is volgens het hof ‘onbegrijpelijk’, omdat het bedrag netjes is bijgeschreven op de rekening van de gemeente.
Inmiddels kunnen we de conclusie trekken dat het 2-0 staat voor ‘de privacy’. Toch blijft het, door het ontbreken van inhoudelijke, privacy-gerelateerde overwegingen van de Rechtbank en het Hof, een overwinning zonder smaak.
Auteur: Ron Lamme, student-stagiair SOLV.