020 530 0160

Minister: ook doorgiften naar de VS vòòr Safe Harbour arrest onrechtmatig

Gepubliceerd op 9 februari 2016 categorieën , ,

Naar aanleiding van het Safe Harbour arrest, heeft de Minister van Justitie op 30 november 2015 een brief gestuurd aan de Tweede Kamer. Deze brief bevat een appreciatie van het Safe Harbour arrest. In zijn brief doet de minister een uitspraak ten aanzien van de rechtmatigheid van de doorgifte van persoonsgegevens naar de VS vòòr het Safe Harbor arrest:

‘De onmiddellijke consequentie van de uitspraak is dat een belangrijke rechtsgrondslag voor de doorgifte van gegevens uit de Unie naar de VS is komen te vervallen. Het moet ervoor worden gehouden dat de doorgiften op grond van de beschikking niet alleen niet langer rechtmatig zijn, maar in beginsel ook in het verleden onrechtmatig zijn geweest Tot hoever dit terugwerkt is, mede omdat het HvJEU hieraan geen overwegingen heeft gewijd, onduidelijk.’

Vragen

In navolging van de brief van de minister hebben de leden van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad op 21 december 2015 een aantal vragen aan de minister gesteld. Naar aanleiding van zijn standpunt met betrekking tot de onrechtmatigheid van doorgiften uit het verleden heeft de commissie de volgende vraag gesteld:

‘In de appreciatie schrijft u dat doorgiften uit het verleden “onrechtmatig zijn geweest”. Dit lijkt lastig te verenigen met overweging 52 uit het arrest, waarin immers staat dat “zolang de beschikking van de Commissie niet door het Hof ongeldig is verklaard (…) worden [handelingen] immers in beginsel vermoed rechtmatig te zijn en dus rechtsgevolgen in het leven te roepen, zolang zij niet zijn ingetrokken, in het kader van een beroep tot nietigverklaring nietig zijn verklaard of ten gevolge van een prejudiciële verwijzing of een exceptie van onwettigheid ongeldig zijn verklaard (arrest Commissie/Griekenland, C-475/01, EU:C:2004:585, punt 18 en aldaar aangehaalde rechtspraak)”. Alle uitwisselingen van persoonsgegevens met de Verenigde Staten (hierna: VS) van voor de datum van het arrest lijken dus rechtmatig te zijn geweest. Kennelijk ziet u dit anders. De leden van de SP-fractie verzoeken u om een toelichting op dit punt.’

Antwoord

De vragen van de commissie heeft de minister op 27 januari 2016 beantwoord. Volgens de minister vloeit uit het Safe Harbour arrest voort dat ook doorgiften die vòòr het Safe Harbour arrest hebben plaatsgevonden onrechtmatig zijn:

‘In rechtsoverweging 52 overweegt het HvJEU dat besluiten van de instellingen van de EU vermoed worden rechtmatig te zijn en rechtsgevolg te hebben totdat zij worden ingetrokken of het HvJEU het desbetreffende besluit vernietigt in een rechtstreeks vernietigingsberoep of het besluit ongeldig verklaart in een prejudiciële procedure. Zolang zich geen van deze gevallen voordoet is het desbetreffende besluit rechtmatig. Rechtsoverweging 52 zwijgt echter over de consequenties van een oordeel van het HvJEU houdende vernietiging of ongeldigverklaring. Indien het HvJEU vaststelt dat het besluit nietig of ongeldig is, dan werkt dit oordeel terug tot het tijdstip van ontstaan van het besluit en tegenover eenieder. Daaruit volgt dat de doorgiften gebaseerd op de beschikking achteraf bezien onrechtmatig zijn’

Hof van Justitie

De minister baseert zijn standpunt geheel op overweging 52 van het Hof van Justitie in het Safe Harbour arrest:

 

‘Zolang de beschikking van de Commissie niet door het Hof ongeldig is verklaard, mogen de lidstaten en hun organen, waaronder de onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten, dan ook geen maatregelen treffen die met deze beschikking in strijd zijn, zoals handelingen die tot doel hebben om dwingend vast te stellen dat het derde land waarop de beschikking ziet, geen waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt. De handelingen van de instellingen van de Unie worden immers in beginsel vermoed rechtmatig te zijn en dus rechtsgevolgen in het leven te roepen, zolang zij niet zijn ingetrokken, in het kader van een beroep tot nietigverklaring nietig zijn verklaard of ten gevolge van een prejudiciële verwijzing of een exceptie van onwettigheid ongeldig zijn verklaard (arrest Commissie/Griekenland, C475/01, EU:C:2004:585, punt 18 en aldaar aangehaalde rechtspraak).’

 

Gevolgen van ongeldigverklaring

Het standpunt van de minister is niet geheel verrassend. Prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie werken namelijk “ex tunc”, ofwel met terugwerkende kracht tot het moment waarop de desbetreffende bepaling in werking is getreden. Aangezien dit grote financiële gevolgen kan hebben voor het Nederlandse bedrijfsleven en dit bovendien de rechtszekerheid niet ten goede komt, is het Hof er in het verleden in enkele zaken toe overgegaan de werking van zijn beslissing in tijd te beperken. In het Safe Harbour arrest wijdt het Hof echter geen overwegingen aan de eventuele terugwerkende kracht van de beslissing. Het is dan ook niet met zekerheid te zeggen wat de bedoeling van het Hof is geweest. Het laatste woord is hier waarschijnlijk nog niet over gezegd.

Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Lora

publicaties

Gerelateerde artikelen