In augustus 2016 reed Rashid op een toegangsweg van de luchthaven Schiphol. Hij werd staande gehouden door de Koninklijke Marechaussee en militairen tijdens een veiligheidscontrole. Een fotograaf heeft dat moment vastgelegd en niet veel later werd een “onschuldig” portret omgetoverd tot een veelbesproken privacyschending. En dan nu waar we allemaal op gewacht hebben: het hof Amsterdam heeft deze week de uitspraak – dat de foto een inbreuk op het portretrecht en de persoonlijke levenssfeer oplevert – van de voorzieningenrechter bevestigd.
De geplaatste foto – op de voorpagina van De Volkskrant – viel niet in goede aarde bij Rashid. Hij deed een beroep op artikel 21 Auteurswet: het portretrecht. Vraag is nu hoe het portretrecht in dergelijke gevallen dient te worden uitgelegd. De foto is genomen in een openbare ruimte, maar duidelijk is dat Rashid geen kant op kon toen de foto werd gemaakt. Bovendien heeft hij geen toestemming gegeven voor het maken van de foto; de foto werd immers genomen zonder zijn medeweten. Dát is niet altijd verboden, maar in dit geval zat het anders.
De combinatie van de foto en de tekst “Is Schiphol nog wel veilig?” wekte de suggestie dat eiser iets te maken had met de veiligheid van Schiphol. Daarbij werd nog nét iets meer olie op het vuur gegooid: Rashid heeft volgens De Volkskrant een moslim-achtig uiterlijk en in de huidige tijd wordt dat vaak gekoppeld aan terrorisme. Dáár werd hij mee geconfronteerd: er volgden behoorlijk was telefoontjes van familieleden, vrienden en anderen om verhaal te halen.
Verder werd in het artikel niet gesproken over etnisch profileren – waarvan wél sprake was in dit geval – waardoor de foto niet van dermate groot belang was voor het geplaatste stuk. De foto droeg op deze manier niet bij aan het publieke debat. Tot slot maakte het geen verschil – wat betreft de onrechtmatigheid van de publicatie – dat Rashid zelf zijn naam verbond aan de foto door het sturen van een openlijke, woedende brief aan De Volkskrant.
Bescherming van de persoonlijke levenssfeer stond in deze zaak tegenover de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting. Aan de hand van de omstandigheden van het geval werd uitgezocht welk grondrecht zwaarder weegt, tussen de zojuist genoemde grondrechten bestaat namelijk geen rangorde. Geconcludeerd werd dat eiser in beginsel een redelijk belang heeft om zich te verzetten tegen de publicatie van zijn portret op de gedane wijze. Het was namelijk niet noodzakelijk om Rashid op deze manier af te beelden, het algemene belang van informatievrijheid had men ook kunnen dienen zonder iemands privacy te schenden.
Het blijft dus altijd weer spannend, zo’n beroep op artikel 21 Auteurswet. De omstandigheden van het geval hebben een hoop invloed op de uiteindelijke uitspraak.
Auteur: Joyce Dullens