020 530 0160

Rechtspraak: Hof van Justitie legt parodie-begrip uit

Gepubliceerd op 3 september 2014 categorieën ,

Het Europese Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 3 september het auteursrechtelijke begrip ‘parodie’ uitgelegd.

Volgens het HvJ zijn de wezenlijke kenmerken van een parodie dat een bestaand werk wordt nagebootst (maar met duidelijke verschillen met het bestaande werk) en aan humor wordt gedaan of de spot wordt gedreven. Een parodie hoeft geen ander eigen oorspronkelijk karakter te vertonen dan louter duidelijke verschillen met het geparodieerde oorspronkelijke werk.

Wanneer een parodie een discriminerende boodschap weergeeft heeft de auteursrechthebbende in beginsel er rechtmatig belang bij dat het beschermde werk niet met een dergelijke boodschap wordt geassocieerd.

Feiten
Op de nieuwjaarsreceptie van de stad Gent heeft Deckmyn, een lid van het Vlaams Belang en het Vrijheidsfonds, kalenders verspreid. De tekening op deze kalenders lijkt op de tekening op de kaft van het Suske en Wiske’s stripalbum De Wilde Weldoener van Willy Vandersteen. Op de kalender is ‘Lambik’ vervangen door de burgemeester van Gent en zijn de personen die de muntstukken oprapen vervangen door gesluierde en gekleurde figuren.

 

Vandersteen e.a. waren not amused en hebben Deckmyn en het Vrijheidsfonds gedagvaard wegens auteursrechtinbreuk. Volgens Deckmyn en het Vrijheidsfonds is de tekening echter een politieke spotprent en is de tekening op grond van de parodie-exceptie toegestaan. Vandersteen e.a. betwisten dit, omdat volgens hen een parodie moet voldoen aan een aantal voorwaarden (de parodie moet een kritische bestemming vervullen, zelf getuigen van oorspronkelijkheid, een humoristische doelstelling hebben, de bedoeling hebben het oorspronkelijke werk te bespotten en niet meer vormelementen van het oorspronkelijke werk overnemen dan strikt noodzakelijk is om de parodie tot stand te brengen).

Daarnaast keuren Vandersteen e.a. de tekening af, omdat een discriminerende boodschap wordt weergegeven. De personen die op de oorspronkelijke kaft de geldstukken oprapen, zijn immers vervangen door gesluierde en gekleurde figuren.

Prejudiciële vragen
In hoger beroep heeft het Hof van Beroep te Brussel prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof. Het Brusselse Hof wil antwoord op de vraag of het begrip ‘parodie’ een autonoom Unierechtelijk begrip is en indien ja, aan welke voorwaarden een werk dient te voldoen om als ‘parodie’ te kunnen worden aangemerkt. Het Brusselse Hof heeft de volgende voorwaarden/kenmerken daarbij genoemd:  

– het vertonen van een eigen oorspronkelijk karakter (originaliteit);
– en wel zodanig dat de parodie redelijkerwijze niet aan de auteur van het oorspronkelijke werk kan toegeschreven worden;
– erop gericht zijn om aan humor te doen of de spot te drijven, ongeacht of de daarbij eventueel geuite kritiek het oorspronkelijke werk of iets dan wel iemand anders raakt;
– de bron vermelden van het geparodieerde werk.

Oordeel HvJ
Het Hof van Justitie oordeelt (zoals verwacht) dat het begrip ‘parodie’, zoals opgenomen in artikel 5, lid 3, sub k, van Richtlijn 2001/29/EG, een autonoom Unierechtelijk begrip is en uniform moet worden uitgelegd.

Vervolgens overweegt het Hof dat de wezenlijke kenmerken van een parodie erin bestaan dat, enerzijds, een bestaand werk wordt nagebootst doch met duidelijke verschillen met het bestaande werk en, anderzijds, aan humor wordt gedaan of de spot wordt gedreven. Een parodie hoeft niet te voldoen aan de voorwaarden die het Brusselse Hof heeft genoemd (zie hierboven genoemd).

Verder overweegt het Europese Hof dat bij de toepassing van de parodie-exceptie in een concreet geval een rechtvaardig evenwicht in acht moet worden genomen tussen enerzijds de belangen en de rechten van de auteursrechthebbenden en anderzijds de vrije meningsuiting van de gebruiker die zich beroept op de parodie-exceptie. Hierbij moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval.

Zoals gezegd, hebben Vandersteen e.a. in de procedure aangegeven dat de tekening van Deckmyn een discriminerende boodschap weergeeft, met als gevolg dat de Suske & Wiske strip wordt geassocieerd met een dergelijke discriminerende boodschap. Wanneer de strip inderdaad wordt geassocieerd met een discriminerende boodschap, dan hebben de auteursrechthebbenden volgens het Hof in beginsel er rechtmatig belang bij dat het beschermde werk niet met een dergelijke boodschap wordt geassocieerd.

Het is volgens het Europese Hof aan de nationale rechter om te oordelen of de parodie-exceptie van toepassing is, ofwel of de tekening de wezenlijke kenmerken van een parodie vertoont en of de tekening het rechtvaardige evenwicht tussen de belangen van de auteursrechthebbenden en de vrije meningsuiting in acht neemt.

Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Harmke

publicaties

Gerelateerde artikelen