Eindelijk is daar dan het langverwachte antwoord van het Europees Hof van Justitie. In de Nederlandse thuiskopie-exceptie (artikel 16c Aw) mag geen rekening worden gehouden met ongeoorloofde reproducties. Zo luidt de uitspraak van het Hof in de veel besproken zaak tussen ACI e.a. en Stichting de Thuiskopie. In feite is daarmee het downloadverbod ingevoerd door de Europese rechter.
Thuiskopie
Om rechthebbenden te compenseren voor de inkomstenderving uit zowel legale als illegale bronnen, wordt over dragers (bijv. CD’s, MP3-spelers, harde schijven) een vergoeding geheven. De hoogte hiervan wordt mede bepaald door de inkomsten die artiesten mislopen door downloads uit illegale bron. De grondslag hiervoor werd al eerder besproken in een blog over de conclusie van de A-G Cruz Villalón. En wat blijkt, waar Nederland al bang voor was wordt werkelijkheid. Zij krijgt namelijk (wederom) een flinke veeg uit de pan. Het Hof sluit zich aan bij de conclusie van de A-G:
‘Uit de punten 39 en 40 van het onderhavige arrest volg dat een nationale wettelijke regeling als aan de orde in het hoofdgeding, die geen onderscheid maakt tussen de situatie waarin deze bron geoorloofd is, en de situatie waarin deze bron geoorloofd is, geen correcte toepassing van de uitzondering voor het kopiëren voor privégebruik kan verzekeren.’
ACI e.a. (importeurs en fabrikanten van dragers) krijgen hun gelijk. Zij stelden zich immers op het standpunt dat de thuiskopievergoeding ten onrechte rekening houdt met de schade die rechthebbenden lijden als gevolg van illegale downloads door internetgebruikers. Zij willen dat de thuiskopievergoeding wordt verlaagd, maar of dit ook daadwerkelijk het gevolg van de uitspraak zal zijn moet nog blijken.
Beoordeling
Het Hof begint de beantwoording van de prejudiciële vragen met het benadrukken dat het ingevolge artikel 5, lid 2 van de richtlijn de lidstaten vrij staat uitzonderingen op en beperkingen van het uitsluitende recht op reproductie (artikel 2) vast te stellen. Het staat een lidstaat als Nederland dan ook vrij om een regeling als de thuiskopie-exceptie op te nemen in haar wetgeving. Deze beperking komt voort uit artikel 5, lid 2, sub b van richtlijn 2001/29 en is door Nederland (vrijwel letterlijk) geïmplementeerd. De manier waarop hier invulling aan gegeven wordt, is echter het onderwerp van discussie. Voor de beoordeling van deze invulling, moet gekeken worden naar de bewoordingen en context van artikel 5 van de richtlijn. Deze beoordeling raakt precies de kern van de zaak. In tegenstelling tot de A-G die de eerste twee prejudiciële vragen apart behandelde, behandelt het Hof deze tegelijk. Het Hof bepaalt dat de doelstellingen van richtlijn 2001/29 moeten worden nageleefd. In het kader hiervan overweegt het Hof dat indien het lidstaten vrij staat al dan niet een wettelijke regeling vast te stellen op grond waarvan reproducties voor privégebruik ook mogen worden vervaardigd uit illegale bron, dit afbreuk zou doen aan de doelstellingen van de richtlijn. Namelijk, het verzekeren van de goede werking van de interne markt. De Nederlandse thuiskopie-exceptie, die geen enkel onderscheid maakt tussen kopieën uit legale en illegale bron kan daarom niet worden gedoogd, aldus het Hof. Bovendien kan de regeling inbreuk maken op de voorwaarden (driestappentoets) uit artikel 5, lid 5 van de richtlijn.
Een en ander leidt tot het eindoordeel dat artikel 5 zo moet worden uitgelegd dat deze niet van toepassing is op het downloaden uit illegale bron voor privégebruik. De Nederlandse invulling van de thuiskopie-exceptie is daarmee dus niet richtlijnconform. In plaats van een pleister op de wonden wordt er nog wat met zout gestrooid. Het Hof benadrukt namelijk dat de omstandigheid dat er geen enkele technische voorziening bestaat om de vervaardiging van ongeoorloofde privékopieën te bestrijden, geen afbreuk kan doen aan hetgeen is vastgesteld. Daarbij wordt door het Hof overwogen dat:
‘het aanvaarden dat dergelijke reproducties kunnen zijn vervaardigd uit een ongeoorloofde bron de verspreiding van nagemaakte of vervalste werken aanmoedigen en daardoor noodzakelijkerwijze de omvang van de verkopen van, of andere legale transacties met betrekking tot, beschermde werken verminderen, zodat afbreuk zou worden gedaan aan de normale exploitatie daarvan.’
Gevolgen
Het staat nu zwart op wit, downloaden uit illegale bron is een auteursrechtinbreuk, ook in Nederland. Er heerst aldus een downloadverbod. De prangende vraag is nu: wat voor gevolgen heeft dit voor de Nederlandse wetgeving? Dient de wet te worden aangepast of is een verlaging van de thuiskopievergoeding voldoende? Het Hof Den Haag was van mening dat een aanpassing van artikel 16c Aw niet nodig is aangezien de tekst zich niet verzet tegen een richtlijnconforme interpretatie. Of dit in de praktijk de juiste benadering is valt nog te bezien, omdat de thuiskopieheffing niet langer ook downloads uit illegale bron ‘dekt’ zou deze in beginsel verlaagd moeten worden. Wanneer slechts een verlaging van de thuiskopievergoeding zal worden doorgevoerd levert dat voor artiesten geen voordeel op. Wij discussiëren hier in ieder geval nog even verder. De bal ligt nu bij de Nederlandse wetgever. Staatssecretaris Teeven heeft thans in navolging van de uitspraak van het Hof opdracht gegeven aan de Stichting onderhandelingen thuiskopievergoeding om een advies te schrijven en aan te geven welke thuiskopieheffingen nu passend zijn. Op basis van dit advies zal Teeven de algemene maatregel van bestuur wijzigen. Zie hier het nieuwsbericht.
Auteur: Hanneke van Lith