020 530 0160

Rechtspraak: prejudiciële vragen over selectieve distributieovereenkomsten

Gepubliceerd op 13 juli 2016 categorieën , , ,

Het Duitse gerechtshof van Frankfurt heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie omtrent de vraag of selectieve distributieovereenkomsten zijn toegestaan om luxe-imago’s in stand te houden.

De casus
Stel u bent een erkende detailhandelaar in luxe cosmeticaproducten en u verkoopt de producten zowel in fysieke winkels als via de eigen website. Om meer te verkopen, wilt u de producten ook op Amazon gaan verkopen. De producenten van de cosmeticaproducten zijn hier echter niet blij mee, omdat dit het luxe-imago van de producten kan aantasten.

Zij willen dat u aan de eisen van de selectieve distributieovereenkomst voldoet en de producten enkel in de eigen winkel en op de eigen website verkoopt. Zij eisen daarom dat u stopt met de verkoop op sites van derden, maar u wil de extra inkomstenbron niet opgeven. Wat gebeurt er dan? Precies, een procedure is het gevolg.

Deze casus speelt in een zaak die momenteel aanhangig is bij het gerechtshof van Frankfurt. De producenten van de cosmeticaproducten eisen dat de detailhandelaar stopt met de verkoop van de cosmeticaproducten op Amazon.

In eerste instantie heeft de rechter de vordering afgewezen, omdat het verbieden van detailhandelaars om de producten op sites van derden te verkopen in strijd zou zijn met het Europese mededingingsrecht. De producenten hebben niet aangetoond dat het verbod op verkoop via Amazon efficiencyvoordelen oplevert die zwaarder wegen dan de nadelen van een verkoopbeperking. Het beschermen van het luxe-imago is, volgens de Duitse rechter, niet voldoende om het selectieve distributiestelsel te rechtvaardigen.

Prejudiciële vragen
De producenten zijn het met deze beslissing niet eens en hebben daarom beroep ingesteld bij het gerechtshof in Frankfurt. Het gerechtshof heeft de volgende prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie, om te achterhalen of selectieve distributieovereenkomsten onder het mededingingsrecht vallen of niet:

1) Kunnen selectievedistributiestelsels voor de verkoop van luxe en prestigieuze artikelen die primair tot doel hebben het „luxe-imago” van de artikelen in stand te houden, worden beschouwd als een mededingingsfactor die verenigbaar is met artikel 101, lid 1, VWEU?

2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

Kan een algemeen verbod voor leden van een selectief distributiestelsel die actief zijn op detailhandelniveau om bij onlineverkoop naar buiten toe kenbaar derde ondernemingen in te schakelen, ongeacht of in het concrete geval de legitieme kwaliteitseisen van de producent worden geschonden, worden beschouwd als mededingingsfactor die verenigbaar is met artikel 101, lid 1, VWEU?

3) Dient artikel 4, onder b), van verordening (EU) nr. 330/2010 aldus te worden uitgelegd dat een verbod voor leden van een selectief distributiestelsel die actief zijn op detailhandelniveau om bij onlineverkoop naar buiten toe kenbaar derde ondernemingen in te schakelen, moet worden beschouwd als beperking naar strekking van de klantenkring van de detailhandelaar?

4) Dient artikel 4, onder c), van verordening (EU) nr. 330/2010 aldus te worden uitgelegd dat een verbod voor leden van een selectief distributiestelsel die actief zijn op detailhandelniveau om bij onlineverkoop naar buiten toe kenbaar derde ondernemingen in te schakelen, moet worden beschouwd als beperking naar strekking van de passieve verkoop aan de eindgebruiker?

Met dank aan Dewi Harkink

Deze blog is automatisch geïmporteerd uit een oudere versie van deze website. Daarom is de lay-out mogelijk niet perfect.
Deel:

auteur

Harmke

publicaties

Gerelateerde artikelen